dood & de kleine

Standaard

“Mama, gaan we spelen van bus en dode kindjes?”

Ik lees ze aandachtig, stukken in de krant over hoe rouw en duiding ook belangrijk zijn voor kinderen. Ik geloof ze. Hier proberen we ook over alles met de kleine te praten, soms alsof het een grote is. En ik vind het geweldig dat ze dat bij El op school net zo doen. Schoolmuren hoeven de wereld niet buiten te houden. Au contraire.

Maar hoe gruwelijk ongepast het ook mag zijn om zoiets op te schrijven in de schaduw van de hel die andere ouders nu doormaken, hij is er wel: moederpijn als ik zie hoe mijn 3-jarige ukje de laatste dagen  met dood en met Nooit Meer en Altijd Missen worstelt. Ook al zat hij aanvankelijk met heel andere en veel lichtvoeterige dingen in z’n kop. Wat het verschil is tussen een ridder en een prins, over hoeveel keer slapen het zijn verjaardag is, en wanneer we in het park gaan fietsen. Wist hij verder van niets, niets concreet genoeg om akelig over te dromen. Tot wij.

Hoe komt het dat er geen vanaf-leeftijd staat op nationale rouw en op vertellen over dode kinderen, maar wel op dozen lego, op toneelvoorstellingen, op kleine plastic autootjes? Ik twijfel of zo’n klein kindje wel moet ingeënt worden met verlies. Nog zo klein. Hij zal the real thing snel genoeg tegenkomen. En er toch geen antistoffen tegen hebben.

Woensdagmiddag ziet hij me het nieuws over het busongeval in Sierre checken en vraagt hij “mama, waarom ben je verdrietig?”. Want zoals gewoonlijk: nog voor ik zelf doorheb dat ik m’n  mondhoeken naar beneden trek en m’n gezicht in een frons knoop, staat dat bezorgde jongetje bij me. Ik had het hem zo goed als ik kon moeten uitleggen wellicht, en vertellen dat ik zo verdrietig ben omdat zoiets normaal gezien niet gebeurt. Bijna nooit. Dat mensen héél, héél oud moeten worden, voor ze sterven. Maar ik zeg dat er iets ergs is in het nieuws, klap de computer dicht en begin over puzzelen.

Donderdag. El z’n juf is geniaal. Heel Vlaanderen zou verplicht zijn eerste kleuterklasje bij haar moeten doen. Echt. We zouden nog altijd allemaal vriendjes zijn. En ze kent haar kleintjes. Vermoedelijk zoeken ze samen op de computer op wat er daar nu precies gebeurd is in Zwitserland, en wordt het die dag een heel ander soort kringgesprek.

Vrijdag. Iedereen op school samen in de grote zaal voor één minuut stilte. Ik zit thuis in egoïstische moedermodus te hopen dat er geen grotere kindjes staan te wenen. Dat mijn kleine spons niet te veel verdriet mee naar huis zou nemen. Dat hij daarna direct terug ridder en prinses zal spelen.

“Papa, dat gaat wel jammer zijn hé, als jij dood bent?”

Het is nu maandag. Hij begint nog altijd op de gekste momenten over doodgaan, en hoe jammer en verdrietig dat niet is. Hij probeert te meten net hoe verdrietig wij zouden zijn, als hij, of wij, als hij. Hij wil weten of hij dan ook al papa is.

En Lief en ik wij blijven schrikken, en proberen om dat dan niet te tonen, en proberen hardnekkig om ter allerjuistst te antwoorden.

En ik blijf me afvragen of het wel nodig was, of iemand er wat aan heeft, of dat kind niet beter een beetje meer werd afgeschermd van die dood en dat verdriet. Ook al konden ze dat niet op de verpakking zetten.

 

Eén reactie Volgende »

  1. krak – zegt dat moederhart hier, en stiekem ben ik blij dat ons klein kleutertje daar nog net iets te klein voor is, of dat hoop ik toch.
    Ze moeten zo vlug groot worden die kleintjes van ons

Geef een reactie op fie Reactie annuleren